Op maandag- en donderdagmiddag wil Laurise graag (lees: meestal) afspreken met een vriendin. Waar ik alleen niet van hou, is dat ze met vriendin en al voor de deur staat om het dan te vragen. De afspraak is: je kan bellen, maar als ik de telefoon niet opneem, is het antwoord op voorhand nee. Aangezien ik meestal net daarvoor in de winkels ben en de telefoon meestal niet bij me heb, mis ik oproepen. Als ik thuis kom, zie ik die pas.
Laurise bedacht een nieuwe tactiek: ik neem vriendin mee naar moeder en vraag het dan alsnog. Daar ben ik één keer “ingetrapt”, maar afgelopen donderdag zei ik nee, verwijzend naar de afspraak. Er kwam een “ja, maar ..”, “nee, ik ga deze discussie niet met jou aan. Afspraak is afspraak.”
Een zucht was het antwoord.
Voorheen had ik er nooit zo’n moeite mee, maar sinds dit schooljaar gaat Laurise niet meer naar de buitenschoolse opvang. Ik heb vorige week dan ook gezegd dat ik niet begrijp waarom er altijd op een maandag- of een donderdagmiddag afgesproken moet worden en waarom niet op een dinsdag, woensdag of vrijdag? Laurise leek het te snappen. Of toch niet helemaal.. Vandaag heeft ze weer gebeld op de telefoon van haar vriendin om af te spreken.
Ik heb deze oproep pas thuis gezien en ik heb herhaald wat ik vorige week heb geopperd.