Om 9.45 uur gingen Paul, Laurise, Jennyca en Marie José naar de Amerikaanse Ambassade voor het visum van Laurise en Jennyca. Ik ben met de jongens gaan schommelen en op het bed gaan spelen. Tegen de tijd dat we bij het zwembad wat dronken, zagen we Paul en Laurise weer terug.
Het verslag van Paul:
We werden opgehaald door Jean Mari voor de aanvraag van het visum van Laurise. Een ritje van drie kwartier, maar we waren veel te vroeg. Jean Mari reed ons door de stad en we zagen:
- het spierwitte paleis van de president dat opviel in de grijze massa.
- het Ministerie van Justitie waar alle dossiers worden afgehandeld. De dossiers van adoptie kunnen op 5 locaties worden behandeld en Cècile weet precies waar welk dossier is.
- Het grote stadspark vol met zittende Haïtianen.
- Het beeld van de bevrijder van Haïti, gedurende de Franse kolonie.
- Een nooit afgemaakte “piramide”.
- Een heleboel kraampjes, stalletjes waar ze van alles verkopen.
Jean Mari vertelde dat het probleem in Haïti is, dat Haïtianen niet weten wat werken is. Ze willen wel geld verdienen, maar niet werken. Daarnaast vindt hij de huidige president een slechte president, omdat hij alleen de rijke mensen helpt.
Aangezien we veel tijd over hadden, stelde Jean Mari voor om even over de markt te gaan. Hij reed een weggetje in waarvan wij dachten dat je daar niet door heen kon. Zoveel mensen waren daar met hun waar. Jean Mari toeterde en vroeg een Haïtiaan om de weg vrij te maken. Iedereen met zijn handel zette zijn spullen opzij, zodat de auto er door kon. De man kreeg aan het einde van de weg zo’n 30 goudes fooi.
Ik zag dat er van alles werd verkocht: vlees, vis, wc-rollen, uien, fruit, wasmiddel, stukjes verkoold spul (hout?). Laurise en Jennyca keken hun ogen uit bij het zien van al die mensen met zoveel spulletjes. Ik heb deze trip als een cadeautje ervaren. Jammer, dat we er geen foto’s van konden maken.
Het was bijna 11.00 uur en we gingen naar de ingang van de Ambassade in een smerig steegje. In dat steegje zaten veel mensen op stoelen te wachten en Jean Mari begeleidde ons naar de ingang waar we zouden worden opgeroepen. Volgens de portier bleek de afspraak echter voor gisteren te zijn gemaakt. Hij moest vragen of we wel naar binnen mochten en gelukkig kregen we toestemming. Ook wij moesten wachten op bankjes. Ik zat samen met Laurise naast een Haïtiaan Fritz die tolk was van beroep en een visum moest hebben voor een vakantie. We raakten aan de praat en hij er veel bewondering voor dat wij voor Laurise gingen zorgen. “God bless you and you will live longer.. so good work”. Een leuk gesprek en ook hij vertelde dat het “niet werken” in Haïti een probleem is. Ook noemde hij als probleem dat er niet voor elkaar werd gezorgd: “We don’t care for each other!”
Na 2 uur wachten, mochten we weer naar het loket komen en was het visum geregeld. Morgen mocht het worden opgehaald en Jean Mari ging dat voor ons doen. Na een indrukwekkende tocht door de stad waren we rond 14.00 uur weer terug.
Jean Mari vroeg ons “Weet je waarom er zoveel kerken zijn in Haïti? We hebben niets te doen, dus gaan we maar naar de kerk”.
’s Avonds kreeg Dion koorts, nou ja een verhoging tot 38,7, dus hij voelde zich helemaal niet lekker.
Ik was jaloers op het tripje van Paul, maar gelukkig had hij even de tijd gehad om iets van Haïti te zien. Meer konden we deze week helaas niet verwachten.